longe-teering. 507 De pyn nam zeer fterk toewerd fchier ondraaglyk en ging met eene zeer benauwende refpiratie en geduuri- gen droogen hoest gepaardtot dat hy met veel moeite eenige fluimen loosde. Myne hulp verzogt zynde, ontdekte ik geene teekenen van plaatslyke ontftee- king, nog koorts, en behandelde den lyder, als iemand, die aan eene zeer taaije verzameling van flym in de longe ziek was, fchoon de geweldige pyn het begripdat ik van de naaste oorzaak der ziekte vormde, deed wankelen. Deze geneeswyze eenige dagen agter- volgd hebbende, v/as ik, die niets vor derde genoodzaakt dezelve te verande ren. De lyder was bleek, bol; de tongna- tuurlykde pols zwaktraagde flui men witkoozen den grond van 't water. Hy had weinig lendenpyn; de pis was helder, rauw. Ik herinnerde my 't geen voorafgegaan wasvergeleek het met 's lyders tegen woordige gefteldheid, en befloot uit het een en ander, dat mooglyk een gedeelte der graveelftoffedie te vooren door de Urethra ontlast werd, zig in de linker longe verplaatst had. AUe toevallen kon-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 605