wanstallige menschen-vrugt. 523 De neus was zeer kleindoch met beide de neusgaten voorzien en plat in gedrukt. De mond ftond wyd openen aan de onderfte lip hing een ftukje vleeschdat aan zyn uiteinde uit zoo veele verfcheur- de vezeldraatjes fcheen famengefteld te zyn, en my voorkwamen ergens te zyn vastgehegt geweest, (ziet Fig. 1. C.) De kin was zeer breed uitloopende en op de borst hangende; beide de kaakbeen deren waren geformeerd als ook de tong. Voorts waren de algemeene be- kleedfelen van het hoofd zeer fluts, en naar evenredigheid veel te groot, De borst was van den halsdie met het hoofd als 't ware geene fcheiding maakte, zeer breed uitgaande, en had met den buik, die puntagtig uitliep, eene eywyze gedaante. Ik vond geen bewys van tepeltjes, maar alleen aan de regterzyde een diep ingaand putje (ziet Fig. 1. D.)ook geene beenderen in de borstzoo niet een meer harder lighaam dan het overigevan agteren van het hoofd nederdaalendeen tot in de helft des buiks nedergaande, moge- ïyk het begin van de ruggegraat geweest iszoo dat de romp week en murw was,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 621