WAARE GEDAANTE DER AARDE. 533 naar mate van hunne masfa. Laat ons onderftellendat'er zich een canaal A E FB, met vaste ftoffe gevulddoor het middelpunt der aarde C tot de overvlak- te tot A en B {Fig. I.) uitftrekt. Men onderftelledat dit canaal even v/yd is zo zoude de persfmg der materie des canaals A C D A gelyk zyn aan derzelver masfa. Stellende deze masfa M, haar volumen V, endedigtheid P zo is de persfmg M VD. Men ftelle de masfa van het tweede canaal C D F B m, het volumen y de digtheid dzo is deszelfs persfmg m yd Indien zich nu de vaste lighaamen te gen elkander persten gelyk de vloeiftof- fenzo moestenom het evenwigt te on derhouden de perfmgen gelyk zyndat isM mof V D vd. Bygevolg V: v d: D. Nu zyn de canaalen cy- lindrifche lighaamen op dezelfde grond vlakte CD rustende, dus is V: v =AC: CB, dus AC: CB d: D. Waar uit volgt, dat, indien de aardfche ftoffe van het middelpunt tot de oppervlakte van gelyke digtheid was, de hoogten A C, en CB of de afftanden der oppervlakten tot het middelpunt in omgekeerde reden der digtheden moesten zyn,gelyk het ookzou- L1 3 de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 633