538 J. F. HENNERT OVER DE
2. Uit de hier bovengeftelde graa-
den der breedte blykt by den eerften op-
flagdat de lengte der graaden van den
evenaar tot de poolen toeneemt; dus
is de aarde niet bolrond, anders zou
den deze graaden op alle breedten el
kander gelyk zyn. Het volgt veel meer
dat de aarde onder de poolen afgeplat
is. Doch men zal ook bemerkendat
het aanwasfchen dier graaden niet wel ge
regeld iszo is de graad onder de breed
te van 450 47' niet grooter dan die on
der de breedte van 390. Ja de graad van
de zuidelyke breedte van 330 is zo groot
als die van 430. Dus kan men reeds be-
flisfen,dat de figuur der aarde met Ellip
tisch is, dewyl de graaden der breedte al-
lengskens naar de poolen moesten toene
men; of men moeste aan de gedaane
metingen zekere misflagen toefchryven,
waar door de afdwaaling van de Ellipti-
fche figuur kan herfteld worden. Wy zul
len derhalven vooreerst de evenredig
heden der asfen uit de gedaane metingen
afleiden, om over de kromte desMeridi-
aans beter te kunnen oordeelen. Wierd t
de evenredigheid der asfen over al dezelf
de bevondenzo was de reguliere gedaan
te des aard-bols bewezen. Maar zo niet
is