WAARE GEDAANTE DER AARDE. 543
vindt men dat verfchil van -xf,nog eens
zoo groot als het voorgaande.
2). De grootfte irregulariteiten be
merkt men, als te voren, omtrent de
Caap, en in Hongaryen, doch de graad
van Penfylvanien wykt minder van de
overigen afdan te voren.
3). De kleinfte irregulariteiten ont
moet men nu maar tusfchen 430 en 45%
en te voren tot 49°! breedte.
4). Onder de tien uitkomften zyn 'er
maar vierdie met elkander overeenko
men de overige zes verfchillen veel van
elkander.
5. Om eindelyk aan te toonen;
hoe veel de gedaante der aardedoor de
meting bepaald, van een Ellips afwykt,
zullen wy de lengten der graaden, vol
gens drie Ellipfen of volgens drie onder-
hellingen voor de evenredigheid der as-
fen aangenomen, berekenen. Stellen
de -aof het verfchil der as-
3 O C a r»)
fen =3 Dden graad onder den evenaar
es 56753 en r finus van een ge-
gevene breedte, zoo zal de graad des
Meridiaans onder de gegevene breedte
door de volgende formule ot 3 4- D r3