548 J. F. HENNERT OVER DE 2) Mylord Cavendish merkt aan, dat de hoogte van het vaste land van Noord- Atnerica eene aantrekking veroorzaakt, welke de Atlantïfche Zee niet opwegen kandus zoude de meting in Penfylva- nienonder 39° breedte gedaan60 of 100 toifen kleiner bevonden zyndan zy bui ten dat beletfel wezen zoude. (Tranf. Phil 1768 pag. 328). 3) De P. Bofcowicb meent, dat eene foortgelyke dwaaling door het Appeninï- Jche gebergte in zyne metingenonder 430 breedte, veroorzaakt zy. 4) De La Caille houdt de metingen in Vrankryk onder 450 breedte gedaan verdagt wegens de gebergten van Per- pignan. Evenwel llrydt deze meting niet tegen de Theorie. 5) 'T is zeer aanmerkelyk dat P. Lies' ganig Dimenjio graduum Meridiani Vi- ennenfis pag. 211) den graad onder 48s 43' breedte, niet voornaauwkeurig, we gens de gebergten in Gratzhoudt, dewel ke evenwel met de Theorieen met den Paryfchen graad zeer overeenkomt daar in tegendeel de Hongarifche graad onder 450 47', die buiten het bereik van de aantrekkende gebergten is, en dus zeer naauwkeurig gemeten zo

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 648