550 J. F. HENNERT OVER DE
2), De naauwkeurigheid van den Pa
ryfchen graad onderhield zynde, volgt,
dat de lengten dergraaden, die omtrent
de breedte van 490 niet veel van den
Paryfchen graad verfchillenook niet
door de aantrekkende gebergten kunnen
aangedaan geweest zyn. In tegendeel,
indien de metingenomtrent 490 breed
te gedaanzeer merkelyk van den Pary
fchen graad verfchillen, zullen dezulke
aan de aantrekking der gebergten bloot-
gefteld geweest zyn. Of anders zal men
aan de aarde eene zeer irreguliere ge
daante moeten toeeigenen. Nu komt
de graad onder de breedte van 48° 43'
wel overeen met den Paryfchenmaar de
Hongarifche onder de breedte van 450
47' dwaalt grootlyks daar vanaf; dus
zouden niet de Weenfche maar wel
de Hongarifche metingen aan de aantrek
kende macht der bergen onderworpen
geweest zyn. Edoch P. Liesganig be
weert juist het tegendeel, 6. (N°. 5),
waaruit ten klaarden blyktdat men
door de nabyheid der gebergten de ir-
regulariteitendie zich door de geogra-
phifche metingen opdoenniet ten vol
len wegnemen kan. Eene foortgelyke
zwaarigheid doet zich op omtrent de
me-