tie IV door equatie III, verkrygt men
E+e-A-a=pdus b=(E+e_A_a)^2+A+a-B.
B+b-A-a R2 r
vergelykende de twee waardyen van
heeft men,
(E-f-e- A-a)R2=(Cf c-A-a)R2, dus
e r2
e=(C-A)?a+(c-a)f+A-E-fa. Nu
is i, 45, dus e=- 206-f-1,45 c - o, 45 a.
r2
Uit deze equatie volgt
1) Dat de correctie e negatif is.
2) Dat de correctie a moet negatif zyn,
om de correctie e te verminderenzo dat
de equatie dus moet haan, e 206
1, 45 c o, 45 a. VII.
3) Dewyl het tweede deel der equatie
maar 0,45 a of a behelst, zo doet de
Vermeerdeering van a weinig tot het ver
minderen van e.
4) Maar de equatie, 1,45 c of cbe
vattende blyktdat de vermeerdering
van c veel tot vermindering van e by-
draagt.
5) Men kan egter de Corredie e niet
al
55^ J. F. HENNEET OVER DE
|"2