WAARE GEDAANTE DER AARDE. 563 o, 004113 3. Uitgezonderd den Hongari- fchen graad, zoude men die overige nog al kunnen doen te famen gaan. Het verfchil omtrent den Penjylvanifchen graad, -98 toifen,is volgens denMylord Cavendish niet onwaarfchynlyk. 6. De verfchillen van 119 en 128 toifen, omtrent de Caapfche en Noordfche graa- dengeven eenen misflag van 7" in de meting der hoogten te kennen, welke misflag zelfs volgens den Heer Bouguer niet te groot is, en wel door het ver deden over eene amplitude van 2 of 3 graaden kan verminderd worden. Nu is de amplitude van de Caapfche me ting maar i° 13?', en die van den Noord- fchen graad flegsvan 571', bygevolgeen misflag van 100 toifenten opzigte van de aftronomifche operatienomtrent die metingen wel konde plaats hebben, 't Is zeer aanmerkelykdat de graaden tus- fchen 430 tot 490; breedtebehalven den Hongarifchen graad, zelfs volgens ver- fcheidene onderftellingenberekend, zeer wel met elkander overeenkomen, waar uit volgt, dat deze zes graaden naauw- keuriger dan de overige zyn gemeten; of dat de gedaante der aarde, daarom- ftreeks, zeer regulier moet zyn, N n 2 15.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 663