WAARE GEDAANTE DER AARDE. "565
en deszelfs finus r, zo is bewezen
(c), dat de lengte van een graad eens
parallel-cirkels of graad der lengte is
b c D b c r. Zo vindt mendat
de graad des parallel-cirkels van 430 32'
is=41531 tollen, die volgens de metingen
41618 toifen bedraagt. Het verfchil van
87 toifen is te klein, om daar uit ietsten
nadeele van de aangenomene figuur der
aarde te kunnen belluiten. Men behoeft
niet zo naauwkeurig de breedten tot de
metingen der parallel-graaden te bepaa-
len ,als wel het verfchil der Meridiaanen
of lengten. Dewyl men nu door het
waarnemen der hemelfche verfchynfclen
de lengten naauwlyks op 6" weten kan,
zo hebben die fchrandere Franfche Aca-
demisten een bekwaamer middel uitge
dacht, om het verfchil der lengten van
niet verre afgelegene plaatfen te bepaa-
len; zy hebben op een van de paa
ien hunner metingen, welke gebergten
waren, een klomp buskruid aangefto-
ken, terwyl een Aftronomist op ieder
van die gebergten den tyd van het op
gaan des aangeftoken buskruids naar ee-
ne welgeregelde Pendule waarnam. Nu
N n 3 wordt
(c) Zie my 1] e Element a Afironomia. §.279. of LU-
XOFS 38.'