WAARE GEDAANTE DER AARDE. 571 of PTde daar toe behoorende ordinaate S T yof het verfchil tusfchen den gezochten graad en den graad onder den evenaar te vindenmoet men de onbe paalde grootheden A en B bepaalen het welke door middel van twee equati- en of twee gemetene graaden gefchieden kan. Men onderftelle den fmus der breedte PM of x aen het verfchil der graadenQ_M of g <220 heeft men<2 Aa2 Ba4. I. Verders onderftelle men een finus van eene andere breedte of b x PN, en het verfchil der graaden RN of y=@\ zo is p Ab2 Bb4 II. Uit de ver- gelyking van deze twee equatien worden de grootheden, A en B, afgeleid, na- u b2 f a' mentlyk,A a2 b2 en b2 a2 3 B b^aT Dus verandert b» a2 zich de algemeene equatie in deze, «b2 3a2 3 u y =3 a2 b2 ft- a2 x4 b2 a2 b2 a2

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 671