J. LE FF. V. BERKHEY OVER enz. 577
UE. onbewust, hoe door onzen zwam-
merdam befchreven is, hoe de vliezi
ge eijeren der hoornflakken ontftaandit
alles is voorzeker, zeer geleerde Heer,
aan uwe kunde niet ontfnaptenzoo
ik nedrig erken, myne aandagt niet ont
vloden. Maarhoe wonderlyk is de na
tuur in haare veranderingenzoud gy
geleerde Heergeloovendat eene
hoornflak in een hard gefchaald eij
voortteelt? hebt gy ooit iets dergelyks
onder uw keurig oog gehad? ik voor
my bekenne van neenzie hier echter
een aanmerkelyk voorbeeld, benevens
het beknopt verhaal van alles, wat ik 'er
van weet.
Voor ruim een half jaar geleden by
myn vriend, den Heer Joan Coenraad
Brandhuisvestendeen naar gewoonte
het fraaije kabinet hoornen en fchelpen
bezigtigendeen de nieuwe Conquesten
(om het woord der liefhebbers te ge
bruiken) befchouwendevertoonde my
zyn Ed. neef de Heer J. Lodewyk Wes«
demanneen ovaal platrond eijzoo als
in de nevensgaande afteekening, Fig A
zig natuurlyk van grootte opdoet. Die
Heer my vragende of dit voorwerp my
bekend v/as? antwoordde ik, dat ik het
m. deel. O o aan-