57§ J. LE FB. VAN BERKHEY OVER
aanzag voor een hardfchaalig, ofliever
verhard flangen of hagedis eij; als ko
mende volmaakt daar mede overeen.
Dan hoe verbaasd (fond ik toen hy my
een tweede dergelyk eij opengebroken
vertoondeen ik daar in ontdekte een
gefchaalden hoorndie den omtrek van
de eijerfchaal geheel befloeg, zoo als
FigB vertoont. Ik verzogt dien Heer
of hy een derde (want meer dan drie be
zat'er dieHeer niet van) wilde openbree-
ken. Het gefchiedde op myn verzoeken
ziet 'er vertoonde zig eene eenfchaalige
hoorn, welkers gedaante dadelyk die
van een zoogenaamden Belhoornof zoo-
genaamden kaapfchen ezel vertoonde.
Althans hy behoort onder dit geflagt:
duidelyk ontdekten zig overal langwer
pige ribbetjes de draay belfond uit vier
rondagtig fpits eindigende wentelingen,
de mond was wyd, en beflaat, met de on-
derfte wentelhet grootlle gedeelte van
den hoornzonder eenige indrukzels aan
den inflag; alles in diervoegen zoo als
het in Fig. C zeer accuraat getroffen zig
vertoont, benevens de fchaal waar in
de hoorn is opgefloten. Dit zeldzaame
ftukje boezemde my, ik weet niet welke,
twyffelingen inzoo als diewelke wy als