'594 RADErmacher over de kee- wege met grooten haast opvloog. Hy, niet beter wetende of de oorzaak was te vinden in 'tbezoek der reigers, die 'er dikwyls kwamen en van welken hy 'er reeds verfcheidenen hadt gefchoten, nam de vis, die naast by hem was, en gooi de ze weder midden in den vy vermaar zoo ras was ze niet in 'twater, of zy fprong andermaal op den groenen kant, en in een kwartier uurs lagen de kanten rontom bezaaid met honderden doode visfen van allerhande foort, zoo dat ik dien morgen heb laten begraven tus- fclien de twee en drie duizend visfen en in de drie volgende dagen zyn 'er noch wel duizend dood bovengekomen. Den vierden dag liet ik 'er met de zege dn liepen, niet denkende dat 'er meer eenige levende zouden te vinden zyn. Bchter vonde ik in het net 8 of 10 groo- te zeelten en omtrent 20 goudvoorns, die ik op andere vy vers deed overbren gen daar zy wel gebleven zyn.Myn vyver dus van vis ontbloot zynde, be- floot ik, in 't voorjaar van 1769, daar op 1000 botten te zetten maar twee of drie maanden daarna vernam ik hetzelf de ongelukkig geval als in 't vorige jaar3 vermits in een oogenblik de xooo botten gei

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 698