de tarw-teeld. 609 ten, dat haar vasthoudt, koestert, en tot op den tyd van haar geboorte doet groeijen. Om deze twee onderftellingen een weinig bevatbaar, en een begrip te ma ken voor de oneindige kleinheid dier eer de vruchtbeginfeltjes zoo zeggen zy, dat de zondie een millioen-maal groo- ter isals onze geheelen aardklooteen lichtftraaltje uitgeeftwaar van tien mil- Jioenen te gelyk komen in het oog van een diertje, dat zevenentwintig millioe- ne kleiner isals een Ciron of Myt gelyk zulke kleine diertjes door n. ma le zie ux in Vrankryk ontdekt zyn. Onze gedachten verliezen zich over de onbegrvpelyke dun- en fynheid van zoo een lichtftraaltjedoch zoo kan het met de eerde vruchtbeginfeltjes ook we zen. En wat proportie is 'er voor onze lichaamelyke oogentusfchen een myt en een oliphant, het fchimmel en een hoogen cederboom tusfchen de aaltjes in den azyn en een groenlandfchen wal vis tusfchen een zandkorrel en den ge heelen aard-kloot? De tweede onderdellingdie de vrucht beginfeltjes over al verfpreidt, doet de lucht, de aarde, het wateren alle vaste III. SEEL. Q.q ii-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 713