L X X I V
O Dierb're Vryheiddoor't gezag
Van fcoute en wreede Dwingelanden,
Werdt gy geboeid in llaatiche banden;
Toen Godsdienst fnood vertreeden lag;
Toen Handvest, Wet noch Recht mogt baaten;
Noch 't lmeeken van 's Lands Onderzaaten
Iet winnen op 't hoogmoedig hart,
Dat hen ten ofier van geweetensdwang deedt fneeven,
In 't net van 't Bygeloof verward
Moest de uiterfte oügenaêganschNederlanddoen bèeveu,
Och Neêrland! hoe deedt 't burgerbloed,
En traanen toen uw' ftroomen zwellen
Uw' ondergang fcheen aan te fnellen;
Den kloekften Held ontzonk de moed.
Dan, toen floeg 't eeuwig Alvermogen,
Door zo veel leed en fmart bewogen
Het oog op 't zuchtend Nederland:
Gereed den euvelmoed des Kastiljaans te toornen
En, door een Goddelyke hand
Stiert Hy tot Neêrlands heil den zwaai van wind en
ftroomen.
Het heugt u nog, hoe gy, ten fpyt
Van 's Ibers haat en Alvaas woeden,
Die met uw vleesch zich dagt te voeden,
Des Dwinglands vuist ontworfteld zyt.
Wen
V i X