VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXII. 73
Voornamentlyk moeten wy omzigtig
zyn, in het Gevolgtrekken ter uitvor-
fcbinge der Natuur!yke Oorzaken, of
in het gelooven en aannemen van Ge
volgtrekkingen welke andere reeds ge
maakt hebben; zoo dra wy vernemen (en
daar moet ten allernaauwkeurigflen on
derzoek naar gedaan worden) dat er kra
keel ontftaan is, over den aard en eigen-
fchappen der Verfchynzelenwelke fom-
mige Waarnemers hadden opgegeven,
of over de egtheid der Proefnemingen
die ter flavinge der Gevolgtrekkingen
verhaald worden gedaan te zynen van
andere kunstbazen, in de Proefonder-
vindelyke Natuurkunde, niet kunnen
nagedaan worden, 't Is waar, in de
Scheikunde Chymiegebeurt dit menig-
werf, door onvoorziene toevalligheden.
Maarin de overige deelen der Proefon-
dervindingkunde, valt dit zoo veel niet
voordat er eene wareen niet opge-
fmukte, Proefneminge niet zou kun
nen herhaaldof immers bezwaarlyk
getroffen worden. Argwaan is hier dan,
voor eenen Natuuronderzoeker, zeer
dienftig: als mede Twyffelinge en On
geloof, nopens de Gevolgtrekkingen,
3ie, indien de Waar. en Proefnemingen
E 5 valsch