78 J. VAN IPEREN ANTWOORD OP DE poriën der lichamen doorvloeijende, al toos met de rondom om en aanvloeijen- de, in evenwigt poogde te liaan; zoo dat,, wanneer de Veerkragt derzei ve, in het een lichaam llerker isdan in het. andere, de poginge, om die Veerkragt doorgaande gelyk te maken, als de wa re Oorzaak van alle de Eleftrïfche Ge- wrogten en zeldfaamheden moet worden aangeziengelyk hy dan ook by de Huk ken" heeft aangetoond. Immers zoo ver re mag men in het Gevolgtrekken voort gaan tot dat men eene Oorzaak gevon den heeft, die genoegzaam is, om de Verfchynzelen als hare Natuurlyke Gewrogten, te doen begroeten. En de Veerkragt van den JEther moet ons daarom te minder verdagt voorkomen, om dat men dezelve in eene foortgelyke vloeiftoffete weten de Lugtonweder- fprekelyk aantreft, Gewisfelyk, het fcheen in Heerst, by de Engelfche en Leidfche Wysgeeren, een vermetel en Hout beft aan te zyn, dat men, ten nadeele van het Ydel, eene fynere Stoftedoor Waar- en Proefne mingen betogen wildeen dus aanleidin- ge geven, om, ter uitvorfchinge van nog

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 112