in. VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXÜ. 89 dere uitvorfchinge van de nog onbeken de oorzaken der Verfchynzelen. 1. De eerfte en Algemeene Regel j welke tot eenen grondfteun, tot eenen onwrikbaren grondfteun der overige moet verftrekken, is, zoo ik my niet bedriege, deze: dat men zig vooraf eene grondigeomjlandige en uitgebreide ken nisje van alle de Proeven en Waarne mingen, welke tot hier toe gedaan zyn, verzorgejadat men dieis het moge- lyk, eigenhandig nadoe. Deze Regel, immers het eerfte lid deszelfsdat men zig voorafeer men aan het Gevolgtrek ken gaa, eene grondige, omjlandige en uit gebreide kennisfevan alle de Proeven en Waarnemingenwelke tot hier toe ge daan zynmoet verzorgenis hier geene bedenkinge, veelmin twyffelinge, onder havig: aangezien het zelve, niet ondui- delyk of ingewikkeldmaar volmondig en klaar, door het loffelyk Zeeuwsch Genootl'chap, in het beloop der Vrage, word voorondtrftelden als zoodanige eene grondregel word aangemerktwan- F 5 neer

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 123