94 J« VAN 1PËREN ANTWOORD OP DE
zigtigheid. Waarom zouden wy ver-
geeffchen arbeid doenen naderhand
uitgelagchen worden?
4. Wanneer wyof andere geloof
waardige perfooneneene enkele Waar-
neminge of Proeve gemaakt hebbenwelke
door geene andere foortgelyke bevestigd
en opgehelderd is, mogen wy wel toezien,
dat wy ons aan geene voorbarigheidin hei
erkennen en aannemen dier Proeve, of
Waarnemingefchuldig feilenTrou
wens hoe ligtelyk kan men zig misgis-
fen, en aanzyne Zintuigen te veel geloof
gevenDeze kunnen ons even zoo wel
bedriegen, als onze Schranderheid, 'tls
niet, dan by gedurige herhalingen, dat
men de Waarnemingen en Proefonder-
vindingen, immers derzelver befchry-
vingen, voor ontwyffelbare waarheden
mag aanzien, op welke men zyn ver
trouwen vestigen mag.
5. Daarentegen, als men vele famen-
femmende kVaarnemingen en Proef onder
vindingen heeftdie onwederfprekelyk
moeten geoordeeld wordendan mag en
moet men die aanmerkenals eene Joort
van Algemeene Gebeurtenisfen f die in ge-