g6 J. VAN ÏPEREN ANTWOORD OP DE Op dezen Regel zyn de Natuurkundige Voorzeggingen gegrond. 6. Indien gelyke Proefnemingenop cnderfcheidene tyden gedaantegenftrydu ge, of ten minflen merkelyk verfchillende Verfchynzelen vertoonendan zal men ook veiligst doenzyn oordeel, by het Ge volgtrekken op te fchortenen ookde Gevolgtrekkingen der Philojöphenuit zulke tivyjfelagtige beginzelen ontleend voor onvoldoende voorfiellen te houden, Van zulke gevallen treft men een aller- duidelykst voorbeeld aan, in de Lesfen van den meergenoemden Abt nollet, (Les XXI. Afd. III. Verfchynzel 5) Een GeëleCtrïzeerd Goudblaadje nadert naar GeëleCtrizeerde Harsagtige ftoffen, als Zegellak, Zwavel, Gom enz. maar dat zelfde Goudblaadje wykt af en vlugt voor eene Ge'èleClrizeerde Glazene buys, Ondertusfehen (zegt de Heer nollet) is er van alle de EleCtricke Verfchynzelen geendat onzekerder is en wisfelvalliger geendat men minder beflendigen minder zonder mis [en, altoos plaats ziet hebben alzoo het Goudblaadje ook menigwerf door het Zegellakde Zwavel enz. word afgeftootenja dikwyls eene en de-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 130