IOO J. VAN IPEREN ANtWOORD OP DE
wel in het Voorled-ene, als in het Tegen
woordige, ja, om zoo te fpreken, tot
.in het oneindige toe. Elke Oorzake,
die, ter verklaringe van een Verfchyn-
zei, het zyne toebrengt en alleen eene
Natuurkundige (Phyjifcbc) maar nog
geene Werktuigelyke Mccbanijchemag
genaamd wordenis, wederom op hare
beurt, een Verfchynzel; en zoo worden
de Oorzaken der Oorzaken, tot in on-
uitdenkelyke reekzen, vermenigvuldigd
Een Weershoofd, by voorbeeld, hangt
af van de bepaalde ftreek lugts, daar de
regendroppelen in nederdalen tegen
over de Zonwanneer die, by het op
komenof by het ondergaanop eene
zekere hoogte is. De gefteldheid der
Eugt, de hoedanigheid der Wolken,
de famendrukkinge der Dampbeden, de
koude, de ftreek daar de Wind uit
waait, de hoogte en helderheid der
Zonne, het oog van den toekyker, de,
tusfchen zyn gezigt en het voorwerp,
opklimmende of nederdalende dampen,
en honderd andere byzonderhedenko
men hier alle waarlyk te pasin het be-
fchryven en uitvorfchen der Oorzaken
van een bepaald ftuk Regenboogs. Even
eens is het ook met de Waterhoozen,
Houw-