ÏO6 J. VAN ÏPEREN ANTWOORD OP DE gel afwykten zig opdoet als een wonder werk, 't geen dekragten der Nature te bo ven Jlreejtdan mag men er wel aanjlonds dit Gevolg uit trekken, dat zulk een Na tuurgeheim onze nadere oplettenheid ver dient en dat menvan wegens zyne te genwoordige onkundeegter niet moet wanhopen aan de uitvorfchinge der nog onbekende Oorzakenmaar in tegendeel, zig d met eenen verdubbelden yverop het uitdenken en naarfpcuren derzelve mag en moet toeleggenDe fchoone Muja, by voorbeeld, welke ten jare 1736 voor de eerfte maal in ons Nederland, op Hartekampde buitenplaats van den Heer cliFfort, bloeide, en voor de vierdemaal in Europaleverde toen aan den Heer linnjeus, die er ons eene fraije befchryvinge en heerlyke afgezet te uitbeeldinge van verzorgd heeft, zoo vele buitengewone Verfchynzelen ap, dat hy erals in verrukkingeover uit riep: Inauditum omnino per totum reg- rtum vegetabile estquod Plarita aliqua tam Jingularibus gaudeat Sexus et Floris uttributis. Dat is te zeggen't Is vol- Jlrekt ongehoord in het geheel ryk der Planten, dat een Gewas zoo zonderlinge eigenfchappenten opzigie zyner Sexe en Bloem

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 140