VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXIÏ. 109 dagt, om de, als nog onbekende, Oor zaken der Verfchynzelenwelke zig in bepaalde voorwerpen opdoen, te ver klaren zullen ons ten minften tot eene handleidinge kunnen verftrekkenter be- raminge van werktuigen en proeven, door welke wy, met meer zekerheid tot een befluit zullen komen nopens de Natuurkundige of Werktuigelyke Ver oorzakingen en om ook meer Verfchyn zelen uit te vinden, die,-of de gemaakte Vooronderftellinge verydelen, of dezel ve bevestigen. Want hoe meer Ver- fehynzelen, tot eene en dezelfde zaak betrekkelyk, door eene Vooronderftei- linge kunnen worden opgeloscht, hoe waarfchynelyker die Vooronderftellinge word, en hoe nader zy bykoomt aan de nog onbekende Oorzakenwelke wy tragten uit te vorsfchen. Ebbe en vloed by voorbeeld, geven zoo vele onder- fcheidene Verfchynzelen op, in ver- fchillende ftroomen, inhammen en zee boezems, dat men naauwelyks weet, waar aan men dezelve toe moet fchry- ven. 'tZal derhalven, myns oordeels, niet ondienftig zyn, de gevoelens der Geleerden daaromtrend by een te fame- lenen er eene voorzigtige keuze uit te doen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 143