120 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
meeste en ervarenfle Natuurverklaarers
kwamen al droomende aan die be
kwaamheid. Want de hoofdfom en het
pit der Wysheid was toen daar in gele
gen dat menwanneer er zich by geval
een Verfchynzel opdeedt, (want men
zocht er niet zeer zorgvuldig naar) aan-
flondster verklaringe van hetzelveeen
niew foort van hoedanigheden te hulp
riep en door tooverwoorden van Af
keer voor 'tydelSymphathieAntipa
thie en diergelykede Gordiaanfche
knoopen, welke de Natuur gelegd had,
zeer gelukkig als met eene heirbyl
doorhakte. Dus maakten de Filofofen
beweginge genoeg, maar vorderden niets
ter waereldzy deeden veel en voerden
niets uit en zy verkogtenmet een
mag*
yvgrirgr'ir/r
turac interpretes evadebant. Summa enim, et com
pendium Sapientiae erat: Phoenomeno forte obla-
to, certe anxie non quacfrto, novum ad illud expli-
candum qualitatum genus advocare, et magicis,
horror is vacui, Sympathise, Antipathiaenominibus
gordios illos, quos Natura neftit, nodos, velut
tenedia bipenni, felicisfime disfecare. Ita, move-
bant iquidem fe Philofophi cognitionem tamcn
veritatis nihil promovebant, multa agendo, nihil
agebant, iumum, et verba magna oftentatione di*
•yc-ndebunt.