126 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE De onvergelykelyke leirNitz fpeelde niet zonder veel gerucht en toejuichin- ge, zyne rol op "het tooneel der Natuur kunde, zoo wel als op de tooneelen van alle menfchelyke kunnen en wetenfchap- pen. Want alzoo hy ook eeneuitmun-* tende fchranderheid aanbragttothetuit- vorfchen der Natuurgeheimen, hemde hy daar omtrend met newton geree- delyk in, dat de Natuur zelve naar ha re eigene wetten moest ondervraagd en zy met de Wiskunde vereenigd worden. Maar in 't bepaalen der Natuurkundige oorzaken, poogde hy die uitterfte grens- fcheidingen, welke newton als 'tware ter ftuitinge der menfchelyke onderneem- zucht had gezet, te overfchrydenen de werktuigelyke wyze van filofofeeren om Suasut in omnis Erudidonis human®ita ed- am in Phyfices theatro partesnonfirte ftrepitu ct applaufu eg-it incomparabilis Leibnitzius. Excel- ientisfinmm enim ingenium ad rimanda Naturae Pe er eta ille etiam afierens, in eo facile Newtono asfenfus est: ipfam de legibus fuis esfe interrogan- damet cum Mathefi conjungendam. Sed in Phy- ficis rerum caufis asfignandis, ultimas illas, quas Newtonus. human® induftd® quafl fixe rat colum- nasfuperare, et mechanicatn. p.bilo/o.pMndivel ora-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 160