132 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OPDE tyd van een gefcheiden houdniet vol- flrekt ydel zy, zal elk onpartydig beoor- deeler gaarne belyden. Want er wordt geha deld over den weg, langs welken men veiligst tot in de binnenkameren der Nature doordringt, welken deeze byna alleen in de Proememinge en Wiskunde, gene in gisfmgen en veronderfiellingen fchynen te zoeken. Er wordt gehandeld over de omheinigenbinnen welke zich een Natuuronderzoeker moet houden; en niemand is er, die niet weet, dat die beperkingen van dezen wyder, en van genen enger gefield worden. Derhal- ven kon er niets gefchikter zyn voor de tegenwoordige gefleldheid der Wys be geerte, dan dat het Doorluchtig Genoot- fchap van Vlisflngen, volgens den drift, waar dividit aetatis nofee Philofophos facile aequus rerum arbiter confïtebitur. Agitur enim de via, qua tutisfime ad Naturae penetralia itur, quamhiin folis fere experimentis ac Matliefi, illi in conjedtu- ris ac hypothefibus quasrere videntur. Agitur de cancellis, intra quos Naturae 1 cru tatorfe contine- re debeatquos ampliores ab hisardtiores ab illis conftitui nemo nefcit. Nihil itaque praefenti philo- fophandi fcenaci accomodatius esfe potuit, quam quod illust. Societas Viisfingana, pro eo, quo in Scien-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 166