XIV houtgewas en landvruchten zyn 'erbuiten die welke in Zeeland doorgaans het meeste worden aangekweektdie in onze Zeeuwfche gronden met een evengelyk of grooter voordeel voor het Gemeenebest en voor den Landmandan de thans gecultiveerdezouden konnen worden geteeldwelke van dezelve verdienen in het by- zonder aangemoedigd te wordenen hoedanig zyn de gefchiktfte middelenom derzelver cultu re gemeen te maken niet ruim genoeg geweest isommet in acht neminge van de bygevoeg- de bepalingendaar op voldoende te konnen antwoorden, heeft het Genootfchap goedgevon den dezelve vraag voor als noch aan te houden en thans eene andere voor te Hellen, welker opgave, federt eenigen tyd, zoo de menfchen- liefde als het algemeen belang van de geoctroy- eerde oost-indische maatschappye de zer gewesten fchynen gevorderd te hebben, en welke voor den eerften January 1776 zal dienen beantwoord te wordennamentlykWelke zyn de duidelyke en onderfcheidene kenmerken van die befmettelyke rotkoorts (febris maligna pu- trida)welke thans zoo algemeen befpeurd wordt op de uitgaande Oost-Indifche Schepen dezer landendoor welke oorzaaken wordt deze koorts voortgebragten welke zyn de middelen om

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 16