VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXD. 137 met de meerwerf voorkomende, ver- knochten. En in deze meeninge wordt hy van dag tot dag, door niewe waar nemingen, meer en meer bevestigd. Door dit edel vermoeden opgewekt, begonnen veelen het tooneel van deze waereld naawkeuriger te begluuren. Zy achtteden het van hunnen pligt te zyn, niet alleen opmerkzaam toe te luisteren, als de Natuur eenige byzonderheden van hare geheimen, ongevergd verhaalde; en danal wat zy hoordenmet malkan deren te vergelykenen er niewigheden uit te haaienmaar ookwanneer zy zweeg, haar te ondervraagen, enalszy niet gul genoeg antwoordde, haar met ondervragingen, welke met keurigheid en fchranderheid waren opgefteld, in 't I 5 naaw ralis catenae anfas, quae obfcuriora cum claris, ra- riora cum obviisconne&ant. In hac deinde opi- nionc, novisobiervationibuscaptis, magis, magis- quein dies confirmatur. Nobili hacfufpicione excitati plurimi, inceperunt hoc Univcrfi theatrumaccuratiuscontemplari. Non folum itaque Naturam quaedam de fuis fecretis fponte enarrantem, attente audire, audita inter fe conferre, nova ex iis elicere; fed et eandem filen- tem interrogare, non fatis fincere refpondentem quae-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 171