142 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
en dus vereenigden op eene gefchikte
wyzein de oogen der èiele binnen ge-
laaten, ons de beeldkennisfe der geheele
Natuur, met levendige verwen afgefchil-
derd, ter befchouwinge aanbieden, Ze-
kerlyk die kundigheid mogt met regt voor
de allervolkomenfte gehouden worden,
'Welke in een eenig beginzel beftaat, dat
volmaakt gekend isen dat alle waarhe
den influit.
Edoch de Natuur fchynt helaas! al
te afgunstig, met veele moeite te beletten,
dat geheimen, welke zy verdonkert, zoo
ligtelyk niet gekend en de wetten welke
zy volgt, zoo gemakkelyk niet ontdekt
worden. Zy verandert daaromnu en
danvan gelaaddan koomt zy eens te
voorfchyn met een listig aangezicht, dat
men
irtfrv^5- Vfr Vjp- vgr r
los feriebantcolliguntur, colleftiqueac in men
tis oculos lege debita immisfi, totius Naturae ima-
ginem,vivis depiftathcoloribusnobiscontemplan-
dam offerunt. Ea certe cognitio, pro omnibus rsu-
meris abfoluta, jure haberi debetquae uno folo
principiofed perfectisfime cognitoomnesque ve-
ritates includente continetur.
Ipfa tarnen Natura, nimiseheu! invida, magno
Conatu videtür impedirene lecreta qute premittam
facile cognoscantur, legesque, quas fequitur, dete-
gantur. Mutat itaque- fubinde vultum, nunc fronts
ap-