158 J. PAP DEFAGARAS ANTWOORD OP DE als andere werktuigelyke wetten, aan de lichaamen wezentlyk eigen zyn. An deren behaagt het meerdezelve te [hou den voor eene algemeene en inwendige hoedanigheid der ftoffe, maar die er door de kragt van God aan gegeeven en in gedrukt zy. Eindelyk mangelt het ook aan zulke niet, die dezelve van de drukkinge eener fyne ftoffe, welke zy (ather) hemellugt noemen, afleiden. 'tZal nu onze pligt zyn, dat wy over deze verfchillende begrippen ons gevoe len zeggen. Gemakkelyk zullen wy de wetten der algemeene Aantrekkingskragtwel ke den lichaamen wezentlyk eigen zyn, tegen de Ongodisten en zulken, die met hun van het zelfde gevoelen zyn, be- trgr ■qfi' vgy •ir^y trfïr •cjp' nicas, corporibns esfentiales esfe ftatuant. Aüis easdem pro univerfali equidem ac interna materiac qualitate, fed per Dei potentiam illi indita ac im- presfa, habere, magisplacet. Nee defunt denique', qui has a presfione fubtilis cujusdam materiae, quam aethera nominant, repetunt. Noftrum jam est, ut de diverfisthis opinionibus, dicamus fcn- tentiam. Nos esfehas attraétionis univerfalis legescor- poribus esfentiales, facili opera, contra Atheos alk-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 192