iemand verklaart, hoe een lichaam;
dat niet veranderd wordt en ftantvas-
tig blyft op dezelfde plaatze, een an-'
der lichaam in eenen zekeren afftand
van hem geheldbeweegen en deszelfs
haat veranderen kan die zal ook met
de zelfde moeite verklaaren, hoe een
volflagen gemis iets werkelyks, en de
duisternisfe het licht kan voortbrengen?
Want de ruste der deelen, welke nood
wendig in een aantrekkend lichaam,
door mangel van een inwendig begin-
zel van beweeginge, moet aanwezig
zynis met de eene trap van fnelheid
in de aangetrokkene doffe verwekt,
zoo min verknocht, als met de andere,
(alzoo zy niets anders is dan een man
gel van beweeginge). Nooit zal men
L 2 by
VRAGE VOOR 9T JAAR MDCCLXXM. 163
Trr'ry V£r "sjr? ,CX* "Tt3" "Of "c
corpus aliquod, quod nihil mutatur, et inlocofuo
conftanter manet, corpus aliudquolibet a fe fe~
junctum intervallo, loco fuoemovere, etftatumil-
iius mutare posfit? eadem opera, quomodo merus
dcfe£tus aliquid pofitivi, tenebrae lucem produccre
posfent? explicabic. Quies profeéto partiumquae
in corpore attrahente, per defectum interni motus
principii, necesfario adesfe debet, non rnagis cum
koe celeritatis, in materia attracta excitataegra-
du connexa est, quam cum illo, (cum nihil fit,
ni-