zal iemand zeggendat men even ge-? makkelyk, de aantrekkingen en afwee ringen uit de inwendige veranderingen der Monaden zou kunnen verklaaren. Want gelyk die eenvoudige wezens onderling hunne denkbeelden begeeren, of er eenen afkeer van hebbenzoo die nen zy ook, ter voortbrengingevan de verfchynzelen der aantrekkinge en der afweeringe. Maar ik vreeze, dat de Wolfianen, zoo iemand, met zyne aan trekkingskrachten, naar het galgenveld zoude wyzen. Want ruimte, afftand, aantrekkinge, aanbootzinge, beweegin- ge, zyn loutere Verfchynzelen, die ons zoo voorkoomen, maar die, zoo men ze wel verklaart, niets anders zyn, dan die inwendige veranderingen der Mona den, VRAGE VOOR 'TJAAR MDCCLXXD. 189 dc attra&iones et repulfiones explicari posfe, dieet forte aliquis. Prouti enim fimplicia illa fuas mur tuo ideas appetunt vel averfantur, ita attraéfionis et repulfionis phoenomenis producendis inferviunt. At vereor ne in malam rem abire eum jubeant Wol- fiani, cum fuis attrahendi viribus. Spatium enim^ diftantia, attracïio, impulfio, motus funt mera phoenomena quae nobis apparentfed quaefi debite explicentur, nihil funt, nifi internae illas rnonadum mutationesquae confufe a nobis cogni se,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 223