198 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
zoo werktdathet geen rustveranderd
worde,en een ander lichaam verandert
kan niemand zeggen dat gefchieden kan
al roept hy de Goddelyke Almagt te
hulpe, ten zy hy haar tot tegenftrydig-
heden zou willen uitftrekken. Ook zou
iemand weinig veld winnen, als hy zei,
dat de Zon eenen Planeet aantrokdoor
de kragt van die beweeginge, welke
God haar had ingedrukt; want zy zal,
of hy rust, dan of hy in beweeginge ge-
bragtis, gedurig haren ftaat bewaaren,
enby gevolg de aantrekkingewaar
door zy een Planeet aanhoudend naar
zich loktniet kunnen beoeffenenzon
der even zoo veele veranderingen, als
er aantrekkingsoogenblikken zyn. Ja
wat zegge ik! aangezien alle beweegin
ge die van uitwendige oorzaaken voor-
koomt
ytfr •cjp"cy3p'
tctque corpus aliud, nemo ve! per Omnipotentiam
Dei fieri posfe dieet nifi earn ad contradittoria
extendere velit. Nihil ctiarö aliquis proficeret,
dicendofolem vi motus alicujus, a Deo illi im-
presli, planetam attraliere; illc enim feu quies-
ccns, feu commotus, ftatum fuum continuo con-
fervabit, ncque proinde attraéiionesin planetam
continuas, non fine' totidem mutationibus intelli-
gendas, exercebic. Quid quod? cum motus om-
nis, a causfis externis profedusad pasfiones cor-