gÖQ J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
te en het onderfcheiden maakzel, of
beantwoorden aan de verfchillende
trappen van hoegrootheid der aantrek-
kingemet welke de lichaamenop ee-
nen en denzelfden tyd, op eene ver
fchillende wyzenaar eikanderen gelokt
worden, of dit alles moet onverander-
lyk blyven, elk oogenblik. Het eerfte
kan niet gefchieden; want de toeftand
van elke zelfftandigheid, kan niet, dan
by opvolginge van tyd, veranderd wor
den om dat ietsniet het zelfde te ge-
lyk zyn en niet zyn kan. Maar zoo
wy het laatfte vastftellen, brengen wy
ons zeiven onder onoverkoomelyke zwa
righeden. Want er moet nu verklaard
worden, hoe, in eenen en denzelfden
ftaat van een aantrekkend lichaamzoo
ver-
uno eodemque tempore, modo tam diverfo, folli-
pitantur, diverfi in attrabence refpondent ftatus in-r
terni, id est diverfa figura, ftruéiura &c., aut hoe
pmne, quolibet inftanti, invariatnm manet. Prius
fieri nequit; ftatys enjm fubftamiae cujuscunque
ponnifi iuecesfu temporis variari potest, cum non
posfit idem fimul esfeet non esfe. At fi pofterius
asferamus, iqfupcrabilibus nosroet ipfos difficultar
fibus objecimus. Jam enim explicandum est, quo-
modo in uno eodpqique corporis attrahqntjs fta-
Wj