VRAGE VOOR 'TJAAR MDCCLXXÏÏ. 201 verfchillende uitlokkingen, onderfchei- den van grootte, met welke zoo onder- fcheidene lichaamen, op het zelfde oo- genblik, worden gedreeven, hare rede nen en oorzaken hebben kunnen? of ten minften, zou men moeten aantoo- nen, dat men, zonder zich zeiven te gen te fpreeken, zeggen kon, dat eene kragt, welke niet dan op ééne wyze be paald is, (want zy kan niet te gelyk verfchillende bepalingen hebben) tot be- weeginge zou kunnen nopen, een gelyk gevaarte van een lichaamop dezelfde wyze tot het ontfangenharerbewerkinge gefchikt, dan eens met eene oneindige, dan wederom met geene de minfteen dan wederom met eene zekere bepaalde uitlokkingzoo dat er zoodanig een ge- N 5 tal tu, tam diverfac, magnitudine differentes, follici- tationes, quibus varia corpora, eodem inftanti, urgentur, rationem fuam continere posfint? aut faltim esiet oftendendum, fine contradiótione dici posfe, unam, et nonnifi uno modo determinatam vim(neque enim fimul et femelvarias determi- nationes habere potest) aequalem corporis masfam, eodemque modoad ejus actionem excipiendam difpofitam hie quidem infinita, illic fere nulla, iftic finita quacunque follicitationead motum ur ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 235