202 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
tal niet zou kunnen worden uitgedacht,
aan welke niet eene zekere aantrekkinge
van een gelyken klompzoo als die van
dezelfde kragtop het zelfde oogenblik
voorkoomt, beantwoorden zou. Ja de
ftaat van een aantrekkend lichaamvol
doet zelfs nietter verklaaringe van die
veranderingen, welke een enkel aange
trokken lichaam er van ontvangt. Te
weten, het aantrekkend lichaam, zet
eenen trap van fnelheid aan het aange
trokken by. Die trap van fnelheid,
heeft derhalven zynen genoegzaamen
grond, in den ftaat van het aantrekkend
lichaam. Maar ondertusfchen heeft het
aangetrokkene eene niewe fnelheid ver
kregen waar van men ook reden geven
moet. Te vergeefs zal men die zoeken
in
gere, ita ut nullus talis numerus concipi posfit,
«ui non aliqua aequalis masfae attraclioab eadem
vi eodem inftanti profetta, refpondeat. Imo,
ftatus corporis attrahentis, ne illis quidem mutaci-
onibus, quas unum iolum corpus attraótum, ab eo
accipitj, explicandis fufficit. Corpus nempe atcra-
hens, certum celeritatis gradum attrado confert.
ïlle itaque rationem fuamin ftatu attrahentis ha-
bat. At interea attraöum novam celeritatem ac-
cepit, cujus etiam ratio dari debet. Fruftrahanc
in