VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXII. 20/ uit dien hoofde, gebeurelyk en toevallig hieten, om dat zy haren oorfprong aan vreemde oorzaaken verfchuldigd zyn, nochtans zeekere wetten volgen, die men uit de natuur van het lydend onderwerp verklaaren moet. Dus worden, zoo wel de uit-, als de inwendige eigenfchap- penmet de wezenlyke bepalingen der zaak verknocht; en zoo wordt geene ingebeelde en wild uitgedachte bewer- kinge der uitwendige oorzaaken ver- fierd, maar wel eene zoodanige, welker mogelykheid in het wezen der zaak ver vat wordt. Dat God zulke veranderin gen van welke wy fpreekenin de li- chaamen voortbrengt, dat is, dat hy de werkledige ftoffe beweegen kan, wordt zoo klaar begrepen, als de noodzake- lyk- mutationes, licet fint hoc nomine contingentes quod ortus earum, causfis externis debeatur, fe- quuntur tarnen leges certas, ex natura fubjedti pa- tientis, intelligences. Ita internae aeque, ac ex- ternae proprietatescum esfentialibus rei determi- nationibus conneétunturet, non vaga quaevis causfarum externarum operatioverum taliscujus posfibilitas in esfentia rei contineatur ftatuitur. Tales, de quibus loquimur mutationes, Deum in corporibus producere, id est, materiam inertem commovere.posfe, ita clare intelligitur, ut primi mo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 241