2O8 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
lykheid van eenen eerften beweeger be-
weezen is. Maar uit de lydingen der
ftoffe, als waar toe zy alleen bekwaam
is, de inwendige werkoorzaaken uit te
bonfen, en dezelve niet tot de wezen-
lyke bepalingen te brengen, en noch
tans in den rang der lydingen niet te
plaatzennoch a&n te toonenhoe zy
in de lichaamen kunnen aanwezig zyn,
is eveneens, als of men vierkante en
ronde dingen onder een mengde. Hoe
zoudt gybidde ik u, hem te keer gaan,
die vast ftelde, dat, door Gods wil, het
denkensvermogen aan de lichaamen wa
re medegedeeld Buiten twyffel zoudt
gy zeggen, dat God, met geen meerder
rechtaan zeker onderwerpeenige in
wendige krag.t, welke tot haar wezen
niet
motoris necesfitas demonftrata lit. At ex pasfio-
nibus materiaead quas folas habilis estinternas
agendi vires extundere, has easdcm, non adesfen-
tiales determinationes rcferre, ntque tarnen in pas-
fionum clasfe collocare nee quomodo corponbus
inesfe posfint; oftendere, est quadrata rotundis
permiscere. Quomodo quaefo illi occurreres, qui
virtutem cogitandiv Dei voluntate, cum corpori-
bus communicatam esfe, ftatueret? Diceres pro-
culdubionon majori jureDeum vim aliquam in
ternaat, ad ejus eslentiam non pertinentem, iub-