VRAGE VOOR 'T JMRMDCCXXXH. 22* plaats zelve der ziele, alseene onbeken de kust, niets weete? Waarom moeten wy de ingewanden der Natuur opvroe- ten, en van de onze geene kennis draa- gen. Staa hier ftil, o Wysgeeruw ei gen lichaam roept u te rug. De voet- ftappen van Cartefius zelve en van alle de anderen, die tot de uiterfle grens» fcheidingen der Natuur zyn doorgeto gen, kunnen ons affchrikken, alzoo zy alle vooruitftaanen men er geene vind9 die te rug gekeerd zyn. Onkundig te zyn in fommige dingen, welke de beste Meester niet heeft willen hebben dat wy wisten, is eene befchaafde en wy- ze onkunde. Zoo fpreeken zy bykans allen, die de Filofoofen van het uitvorfchen der Oor- evagari, ipfamque animae noftra; fedem, velut terram aliquam incognitamignorare Quid Natural vifcera rimari, nefcire noftra? Refifte Philofophe i tuum corpus te revocat. Ipfa certe Cartefiialio- rümque omniumqui ad extremos ufque Naturae fines progresfi funt, veftigia, nos terrere posfunt, omnia antrorfum fpedantia nulla retrorfum. Nefcire quac- dam, qua; Magifter optimum nefcire nos voluit, erudita infcitia eft. Ita fere omnes, qui Philofophos, a causfis inda- S aap

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 255