ger leeven die dingen, welke noch ver
borgen zynaan het licht zal brengen
en misfchien zal er een tyd zyn, wan
neer onze nakomelingen zich zullen ver
wonderen dat wy dingendie zoo open*
baar zullen zynniet geweeten hebben.
Want, door een zonderling gebrek van
'tmenfchelyk vernuft, gebeurt het, dat,
wanneer iets nog niet is uitgevonden,
wy teffens denken, dat het niet kan
uitgevonden wordenen dat wy teffens
oordeelen, dat de dingen, die uitge
vonden zyn, zoo gemakkelyk waren,
dat wy ons verwonderen, dat dezelve
aan de naawkeurige oplettenheid der
Ouden ontfnapt is. Alle deeze dingen
leiden my op tot eene zeer groote ho
pe, dat eens, zoo wy er met alle on
ze pogingen en kragten ons op toe-
P 2 leg-
VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXIl. 227'
quae nunc latent in lucem dies extrahat, et Iqngi-
oris aevi diligentia. Erit forte, quando pofteri nos
tam aperta nefcivisfe mirentur. Singulari enim ali-
quo humani ingenii vitio evenit, ut, cum aliquid!
nondum inventum fit, idem ne inveniri quidem
posfe cogitemus, et quae in ven ta fun t, tam faci-
lia^ judicemusut, quomodo Veterum induftriam
effugerint, admiremur. Haec omnia in fpem ma-
uinam me adducunc fore, ut, fi in hoe omnibus