VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXI!. 231 nuft ondoorgrondbaar en onbekend zou den blyven. De eerfte der ftervelingen welke er den toegang toe opendenwa ren newton en leibnitz; maar de ouden waren er reeds naby geweesten zy zouden mogelyk tot die groote ont dekkingen gekoomen zyn, hadden zy er hun verhand op gevestigd. Archi medes had er reeds eenige zaaden van geftrooid, Paschalius en üarovius had den de uitfpruitzels gezien, Newton heeft er den oogst van ingezaameld; die nochtans voor de nakomelingen ee- ne groote nalezinge genoeg overliet. Maar waartoe zal dit dienen De Wis- kunftenaars hebben zich mannelyk ge- kweeten: zy hebben voltooid, 't geen door geene menfchelyke magt fcheen P 4 te M#jy|jyuui4A mi mortalium aditum ad haec paraverunt Newto- nus ct Lcibnitzius; fed in vicinia coram jam erant veteres, et pervenisfent proculdubiofi animum advertisfent. Iccerat aüqua femina jam Archime des, viderunt plantas Palchaïius, etiiarovius, iar- gam mesfem collegit Ncwtonusqui tarnen pofte- ris fatis magnum reliquit fpicilegium. Sed quor- fumhaec? Pncftitcrunt Mathematici fe Viros; ab- folverunt quae humana opera vix incipi posfe vide- bantur; ad prima usque curvarum elementa, per- frac-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 265