VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXH. 235
naar de oorzaaken der dingen onderzoek
doen. Gewisfelyk het is bestdat wy
daar over niet zintwisten wat wy kun
nen uitvoeren: maar laaten wy 't be
proeven. Zoo gy een wysgeer zyt,
doet dan al wat u voorkomt. Laar
mag van komen wat er van wilV zou
my tot fchande /trekkenindien ik myn
werk liet jleeken!
Nu fchynt er niets over te blyven
ter voldoeninge van de bevelen des
Doorluchtigen Genootfchapsdan dat
wy de beste wyzeop welke men van
de gewrochten tot de oorzaaken op
klimt, aantoonen, en eenige nuttige re
gels te berde brengen, welke van de
Onderzoekers der Natuur moeten wor
den in acht genoomen. Wy laaten ons
zoo
•cjp" VfrVfyvgr irff-rfr vgr
Praftat certe de eo quid posfimus non difputare,
fed experiri. Hoe itaque, fi Philofophus fis, age.
Occupet extremum fcabies inihi turpe relincpui est
Nihil, ad jusfa Illuftris Societatis exequenda,
videtur fuperesfe, quam ut optimum, quo, ex ef-
feftibus ad Causfas afcenditur, modum oftendamus,
et utiles quasdam regulasa Naturae Scrutatoribus
obfervandasin medium proferamus. Tantum no
bis