2 58 J, PAP DE FAGARAS ANTWOORD ÓP DE
aan gisfmgen, waarfchynelykheeden en
meeningen. Maar alzoo deeze weg,
door veele kronkelpaadendan hier
dan daarzich verdeeltzyn wy daar
billyk bedroefd over, dat wy geenen
draad hebben (gelyk de Analysten en
Wiskunftenaars), welke wy moeten
volgen. Dat deeze zeer naarby koomt
aan de Algebraijche Analyfisis blyk-
baar, en waarom zou zy dan niet op
dezelfde wyzeals die beoeffend isook
kunnen beoeffend worden Indien
voor het uitvinden van de wetten der
Letterbereekeningeof Algebraeen
Cyfferkundig voordel, aan iemand van
een verheven vernuft was voorgefteld
ter oplosfingehy zou gezien hebben
dat er geen andere weg open ware, om
dat raadzel te ontbinden, dan eene
proef
tur. At cum ha;c via fit, mille flexibus an-
ceps, illud merito dolemus, nullum nos (ut Ana-
lyftae) filum cujus duótum fequamur, habere. Af-
finem hanc artem esfe ipfi Analyfi patet, quidni
itaque eadem ratione, qua haec exculta est, perfici
posfit? Si ante inventas calculi litteralis leges,
Problema aliquod Arithmeticumcuidam ereótioris
ingenii fuisfet propofitum, nullam ipfe aliam, ad
folfendumillud, viam patere vidisfet, quain tenta
men