proef te neemen door fchranderheid, of mogelyk een zeeker getal, naar be- lieven genoomenaan de omflandighee- den van de vraag voldeede? Toen derhalven had men alleen alles toete- fchryvenaan de fcherpzinnigheid van den oplosfer, van welke men echter j naawlyksde oplosfinge van de allerge- makkelykfte punten verwachten kan. Maar terwylby gevalby de voorge melde kunstvragendezelfde werkzaam- heeden der ziele herhaald moesten wor den, fchynen de menfchen daar uit ge legenheid te hebben genoomenom ee- ne zeekere algemeene manier van ont- bindinge der vraagftukken op te fpoo- ren. Zoo zyn er eenige algemeene re gelen van JEqudtien uitgevonden, welke R 2 niets VRAGE VOOR 'T JAAR MDGCLXXH. 259 men ingenio inftitutum, nam forte numerus ali- quispro arbitrio asfumtusquacftionis circumftan- tiis fatisfaciat? Soli itaque folutoris fagacitati turn debebantur omnia, a qua vix faciliimorum refoluti- onem expeftare posfis. Atdum nobis forte qua> ftionibus propofuis, eaedem mentis operationes denuo esfent repetendaeoccafionem videntur fumfisfe hominesad generalem aliquemfimiles quaeftiones folvendi modum, inveitigandum. Ita invent» generales aliquot aequationum reguke, quaj

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 293