2 6o J. PAP DE FA.GARAS ANTWOORD OP DE niets anders zyndan gevoegelyke uit- rollingen van de orderwelke de zielein het opzoeken eener onbekende groot heid volgt. Maar gaat dan de ziel al leen op eene zeekere en vastgaande wy- zete werkin het ontdekken der groot- heeden? Voorwaar zy verkeert, op ee ne en dezelfde wyzeomtrend allerhan de foort van waarheeden: op dezelfde manier haalt zy uit de eene waarheid de andere voort. Dan dit valt haar wat ongemakkelykdat zy in het afleiden der verfchynzelen uit hunne oorzaaken, juist altoos gedwongen wordtdenzelf den weg op niew in te flaan. Na de uit- vindinge van de wetten der Algebra, kunnen oneindig veele vragendoor 't zelf- tum quae nihil funt, nifi ordinis, quem mens in inda- ganda incognita quantitate fequitur, debitae evo- iutioncs. At numin folis quantitatibus dctegcn- dis, mens certa procedit lege? Eodem profeóto modo illa, circa omnis generis veritates verfatur: eadem ratione ex una colligit aliamhoe folum ip- fi incommodum evenitquod dum in phoenome- nisex luis causfis deducendisverfaturdefici- entibus reguliseandem iemper viam repetere co- gatur. Post inventas Algebraj legesinfinitaequae- Ïïiones, per idem Problema, generalius enuncia-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 294