VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXÏÏ. 265 aan de hand geeven. Edoch ik vreeze dat ik veel te veel van de meeste Rede- neerkundigen eisfche. De zaak zeeker is zoo moeilyk niet, dat zy niet zou kun nen beproefd wordenwant de eene waarheid, als 'twaare by de hand ge- greepen, leidt ons tot de andere; en daar is niets anders noodigdan dat wy den weg, welke onze voorouders hebben af gelegd weer op nieuw inflaan. Op de eene ftreek zouden wy doorgaande voet paden op de andereomwegenlangs welke men heeft moeten gaan, eer de regte weg in het oog gevallen was, en wederom op eene derde kreupelbosfen gemakkelyk ontwaar worden, welke wy dan met veel nut aan anderen zouden kunnen aanwyzen. Maarnopens de kunst van uitvinden R 5 wacht Plurimum verocirca artem inveniendiab ipfis ju- certe non ita est difficilis, ut tentari nequeat; una enim Veritas hominesprehcnfa quafi manu duxit in alteram, nullaque alia re opus esfet, quam ut viam, quam priores emenfi funt, vellemus relege- re. Hic continuos femitarum traétusiftic amba ges, per quas via recta nondum in oculos incur rence procedendum fuit, illic forte quosdafti faltus facile detegeremus, quos magna utilitate posfemus aliis commonftrare.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 299