UITLEGGING der TITELPLAAT
De wisheid, fier gezeten op haar Throon,
Befchouwt men in minerve's Wapenrusting;
Doch, warsch van fabeldicht en valfche Go'on,
Schept ze in gods boek haar grootfie zielsverlusting.
Twee Zuilendie 't gewelflel van haar Kerk
Aan d'eenen kant bouwkundig onderfchraagen
Vertoonen 't ZEEUwscnen vlissings wapenmerk,
En wielemsbeeldwicn'twerk wordt opgedragen,
Daorlttclrfig Hoofd van onze Maatfcbappy
Diefchoon 'noch'in'heur zwakke en hmdjike jaaren
Hem d'Eerfteling heur's arbeids, vlug en 'bly,
Voor de oogen br&pgt, met lust om voort te vaaren.
De Tafel met den Voorgrondryk bedekt
Met Tekenjchets van Kunst en Wetenfchappen
En 't Vergezichtdat'ginder d' aandacht wekt
Ter zyde van Gordyn en Tempeltrappen,
Getuigen, dat de weetzucht, vlyt en lust,
Door de Eer gafip.oordaan Zeelaads vcritc paaien
Jn onze v&t noch niet zytn uicgebluscht.:
Men tracht door ?:ut 'er mede een Prys te haaien.
Handhaving van den Godsdienst en het Recht
Genees behulptot fteun van 'tmenschlyk leven,
't Nat uurhoekdoor Gods hand ons voorgelegd,
'tNatuurboek, door zyne Almacht zelf belchreven,
De Meetkunst^ in hsar takken mim verlpxeidt,
De Schilderkunstzoo fix in kleur en trekken,
De Puikmujykdie harten opwaarts leidt,
H-iar Zusterdie de dofheid zelf kan wekken,
't Vermogen om door 't helder Spiegelglas
Het Stanenbeir aan 'tmenschlyk oog te klemmen,
Of, door behulp van Graadboog en Kompas
Op verren tocht een dolle zee te temmen
Hifloriekunstdie 'toude in 't nieuw herfchept,
Die munt en leen van vroeger eeuw doet tuigen
Die honing zelfs uit bittren alzem lept,
En uit vergift weet artzeny te zuigen,
En wat zich meer liet fchetzen op de print,
Zyn beeldlpraakvan het doel, waarheen wy trachten.
is 'twerk gering? wie deugd en wysh'eid mint,
Heeft eindlyk op zyn arbeid vrucht te wachten.
Dus huwt m' in 't ryk van onzen Waterleeuw
De Scheepvaardy met de oefning der verftanden.
Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw
Den yvergloed noch ft.erker doen ontbranden.
j. j. brahej