ren; en, door een vryen geest zyns ge-
moedswordt hy aangezet tot het ont
dekken van onbekende waarheedenen
zoo gy hem in voetkluisters van regelen
zoudt willen verwarrenzoudt gy hem
onbekwaam maaken. Waarom zou ik
loochenen, dat my dit zoo voorkoomt?
Want alzoo de weg noch niet ontdekt
is, langs welke de ziele in het uitvinden
der waarheedenvoortgaatfchiet er
niets over, dan dat elk aan zynen fmaak
worde overgelaatenom aerwaards ge
leid te wordenwaar hem zyn noodlot
henen dryft. Dit moet men belyden
dat de ziel niet altoos in eene bedaarde
en eenparige beweeginge voortfpoeat,
maar dat zy dikwyls van het een uitter-
fte tot het ander overgaat, dat zy ver-
lchil-
VRAGE VOOR 'TJAAR MDCCLXXlï. 26p
tor, non fit fed nafcitur, et ad detegendas verita-
tes incognitas, liberiore mentis fpiritu excitatur,
quemfi regularum compedibus irretire volueris,
inhabilem effeceris. Ita hoc videri quid negem?
Nondum enim deteéta ilia via, quam mens in inve-
niendis Veritatibus fequitur,- nihil reliiStum est,
quam ut fuo quisqtie genio ducendusquo fata fe-
rant, relinquatur. Illudequidem confitendum est,
non femper animum procedere motu compofito;
tranüt iile ex uno faepe extremo in alterum, per
mis-