274J*PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE maaktheid gebragt zal zyn. Maar het is bekend, dat in het zelve zich noch eenige hinderpaalen voordoendie weg geruimd moeten worden. Wy moeten van de wyzeop welke dat gefchieden moestnoch iets weinigs zeggen. Daar zyn drie voornaame Leidslieden welke wy volgen moeten, willen wy, uit de verfchillende gewrochten der Na tuur, voortgaan tot de algemeene wet ten. De Bereekeninge, de Waarnee mingen en de Proefneemingenook de Gisfingen en de veronderltellingen. Hoe men de Bereekeninge gebruiken moet, zullen wy niet zeggen; want dit zou bui ten ons bellek loopen. Alleen zullen wy iets van de Waar- en Proefneemin gen berichten. Men du&a fit. At in hac quacdam adhuc occurrere ob- itacula notum est, quao, quomodo tolli debeant, de eo jam pauca dicenda funt. Tres funt praecipui Duces, quos, ex variis na turae effe&ibus ad generales leges progrcdientes, fequimur. Calculus, obfervationes et experi- menta, itemque conjedurae, ac hypothefes. Quo modo calculo utendum fitde eo agereesfet ex« tra oleas evagari. Nonnifi de iftis, ac his, quae- fJ.am monenda funt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 308